De sportteams voor volgend seizoen worden samengesteld. Een kind dat niet naar een hoger team kan, is vaak teleurgesteld, en de ouders ook. Hoe hiermee om te gaan?
Verboden is het allemaal niet, maar er zijn wel een paar dingen die je volgens opvoedkundige Heleen de Hertog vooral níet moet zeggen tegen een kind dat net gehoord heeft dat het niet is geselecteerd voor een hoger team. Dat de trainer er geen bal verstand van heeft. Dat er in het lagere team toch ook heel leuke kinderen zitten. Dat ze in het hogere team keihard moeten werken. En zeg al helemaal niet tegen je zoon dat het je enorm tegenvalt dat ‘ie niet beter heeft gepresteerd, zegt De Hertog, oprichter van de Nederlandse versie van How2talk2kids.nl, een methode om effectief te communiceren met kinderen.
‘Geef ruimte’
“Benoem de teleurstelling, die mag er zijn”, adviseert De Hertog. Maar ga niet mee in de boosheid of het verdriet. Laat de zaak even rusten, geef ruimte, zodat het kind zelf tot de conclusie kan komen dat er ook wel voordelen zitten aan spelen in een lager team. “Dan blijft het veel beter hangen dan als je dat zelf voorkauwt”, zegt ze.
Zo’n tegenvallende indeling in een voetbalteam is een pedagogisch moment: een oefening in het omgaan met teleurstellingen. “Ouders vinden het moeilijk het ongemak van hun kinderen te aanvaarden”, zegt Willem de Jong, auteur van het boek ‘Het verwende kind syndroom’. “Je wilt geen verdrietig kind, het moet zich senang voelen. Maar tegenslagen en frustraties komen voor. Het gaat niet zoals je gehoopt had, en als dat met redenen is omkleed, dan moet het kind dat accepteren.”
Net als de kinderen zijn ook de ouders het niet altijd eens met de beslissing van de selectiecommissie. In de meeste kinderen schuilt nu eenmaal geen Arjen Robben en als die er echt in zit, dan komt die er heus wel uit, relativeren beide pedagogen boosheid bij ouders. Als een ouder argumenten heeft, dan kan die aan de selectiecommissie vragen het oordeel te herzien, zegt De Jong. “Je kunt een poging wagen. Maar aan het eind van het verhaal moet je de beslissing toch accepteren”, zegt hij. “Tenzij een commissie heel erg bevooroordeeld is omdat er een vader lid van is en een kind dat er niks van bakt toch in het eerste speelt.”
Balans leren
Een andere club zoeken voor het kind, daar is hij niet voor. “Dan leer je het kind: als ik geen gelijk krijg, dan ga ik naar een ander. Dit is een spel dat kinderen moeten leren spelen, ze komen het ook tegen bij een nieuwe klasse-indeling of bij de overgang naar een nieuwe brugklas. Ze moeten de balans aanleren tussen schaapachtig volgen en té kritisch zijn. Ze moeten leren struikelen.”
Beide deskundigen, zij in de veertig, hij een zestiger, zijn het er snel over eens dat de commotie over zoiets als sportselecties een thema is van deze tijd. Zij zagen hun ouders nooit aan de kant van de lijn, laat staan dat die zich druk maakten over in welk team zij precies terechtkwamen. Sport was in hun tijd een leuke hobby, waar de gemiddelde ouder zich weinig mee bemoeide. “We hebben maar twee of drie kinderen. Dat is heel wat anders dan de 13 zoals bij mijn moeder”, verklaart De Jong. “En misschien zijn we nu meer gefocust op succes. We worden gek gemaakt, bij een spelletje krijgen ze al een gouden medaille. Er is niet alleen voor de winnaar een vaantje, maar voor iedereen.”
Eigen emoties
De Hertog raadt moderne ouders aan hun eigen emoties bij zo’n beslissing te onderkennen. Vaak voelen ze diep in hun hart ook wel dat hun kind gewoon niet zo goed is, zegt ze. Maar ze ziet ook torenhoge verwachtingen bij ouders over de sportieve prestaties van hun kroost. Ze snapt dat ouders er moeite mee hebben als die niet uitkomen: “Dit komt heel dichtbij, je denkt dat je kind echt talent heeft en dan valt dat tegen.”
Het lijkt haar verstandig als ouders hun eigen gevoelens niet projecteren op het kind. Ouders kunnen zelf bijvoorbeeld moeite hebben met een nieuw team omdat ze het zo leuk hadden met de ouders van het oude. “Dat is te begrijpen, maar niet behulpzaam voor het kind”, vindt ze. Ze weet zeker dat ook status in het geding is. ‘Mijn dochter speelt in het eerste!’ – wie wil dat niet kunnen zeggen? De Hertog: “Kinderen zijn zo een verlengstuk van jezelf. Maar je moet dat los zien. Een kind mag zijn eigen weg gaan.”